Onderscheid tussen persoonsgegevens en controle van de kwaliteit van persoonsgegevens
1. De lidstaten voorzien erin dat persoonsgegevens die op feiten zijn gebaseerd, voor zover mogelijk worden onderscheiden van persoonsgegevens die op een persoonlijk oordeel zijn gebaseerd.
2. De lidstaten voorzien erin dat de bevoegde autoriteiten alle redelijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat persoonsgegevens die onjuist, onvolledig of niet meer actueel zijn, niet worden doorgezonden of beschikbaar gesteld. Daartoe controleert iedere bevoegde autoriteit, voor zover praktisch haalbaar, de kwaliteit van de persoonsgegevens voordat de gegevens worden doorgezonden of beschikbaar gesteld. Voor zover mogelijk wordt bij de doorzending van persoonsgegevens te allen tijde de noodzakelijke aanvullende informatie toegevoegd aan de hand waarvan de ontvangende bevoegde autoriteit de mate van juistheid, volledigheid en betrouwbaarheid van persoonsgegevens kan beoordelen, alsmede de mate waarin zij actueel zijn.
3. Indien blijkt dat onjuiste persoonsgegevens zijn doorgezonden, of dat de persoonsgegevens op onrechtmatige wijze zijn doorgezonden, wordt de ontvanger daarvan onverwijld in kennis gesteld. In dat geval worden de persoonsgegevens gerectificeerd of gewist, of wordt de verwerking beperkt overeenkomstig artikel 16.